zaterdag 9 januari 2016

Evaluatietechnieken

Evaluatietechnieken:

1. Vragenroulette (zelf bedacht, thema spelen)

Deze techniek kan bij alle graden ingezet worden.
Iemand draait aan de roulette en het balletje eindigt bij een kleur. Bij elke kleur hoort een vraag. Deze kunnen betrekking hebben op het product, het proces of de beleving. 
De leerlingen kunnen op deze vragen ingaan wanneer ze willen of de leerkracht kan iemand aanduiden die op deze vraag moet antwoorden. Op die laatste manier komen ook de stillere leerlingen aanbod. Leerlingen die moeilijk uit hun woorden komen, kunnen ook bijvragen krijgen zodat ze toch gezegd krijgen wat ze willen bedoelen. 
Ik heb deze techniek bedacht, omdat hij mooi aansluit bij het thema 'spelen'. Je kan bij elke les andere vragen bij de kleuren verzinnen of steeds standaard vragen gebruiken. De kinderen vinden het ook een leuke manier om te evalueren, dit heb ik gemerkt bij de muzodag in Dworp!

2. Woordkaarten

Deze techniek kan vooral in de tweede en derde graad ingezet worden, omdat sommige woorden misschien moeilijk leesbaar zijn voor het tweede en zeker het eerste leerjaar.
Bij het evalueren wordt er vooral gepolst naar hoe de leerlingen het product of proces ervaren hebben. Hierbij kunnen ze kiezen uit enkele woorden. Ze moeten ook verduidelijken waarom ze juist dit woord gekozen hebben. Je kan de woordkaarten de klas laten rondgaan, zodat iedereen aan het woord is geweest of gewoon de leerlingen die willen een woord laten kiezen. Het woord op zich is niet zo belangrijk, wel de verduidelijking van de keuze.
Ik koos voor deze techniek omdat kinderen vaak meer uitleg kunnen geven aan de hand van een woord dat ze gekozen hebben. Als ze vanuit het niets moeten vertellen, lukt het soms niet.

3. Kleurkaarten
Deze techniek kan bij alle graden gebruikt worden, maar moet wel goed gestuurd worden, wanneer leerlingen niet goed kunnen verduidelijken waarom ze de kleur gekozen hebben.
Net zoals bij de woordkaarten wordt er gepolst naar de ervaring van de leerlingen. Deze keer kiezen ze een kleur. Ze verduidelijken opnieuw waarom ze deze kleur gekozen hebben. 
Net zoals bij de woordkaarten kunnen leerlingen gemakkelijker vertellen als ze vanuit iets kunnen starten. Bij sommige leerlingen kan dat een kleur zijn. Je kan deze twee technieken ook door elkaar gebruiken. Ik heb de kleuren op de achterkant van de woorden gedrukt.

4. Dwergemoties (zelf bedacht, thema spelen)

Deze techniek is voor alle graden bruikbaar.
De leerlingen kunnen net zoals bij een emotiemeter een boze, neutrale en blije kabouter kiezen. Het is belangrijk dat de leerlingen kunnen uitleggen waarom ze voor deze kabouter hebben gekozen. 
Ik wilde graag een emotiemeter gebruiken, maar iedereen heeft dat met smileys en ik wilde iets anders. Daarom bedacht ik de dwergjes. Bij het gebruiken van deze techniek in de stageklas viel op dat de boze kabouter soms gekozen wordt, maar toch een positieve boodschap had. vb.: Ik ben boos omdat het gedaan is, want ik vond het leuk!

5. Paddenstoel

Deze techniek is vooral te gebruiken bij de eerste graad. Hij kan ook in de hogere graden ingezet worden, maar mijn gevoel is dat het wat te kinderachtig gaat overkomen bij de grotere kinderen.
De leerlingen krijgen elk een zelfgemaakte paddenstoel. Hierop kunnen ze tot 4 witte bollen plakken. Ze beantwoorden vragen met deze witte bollen. Vinden ze het antwoord op de vraag positief kunnen ze meer bollen plakken, vinden ze het eerder negatief plakken ze er minder. Dit is vooral te gebruiken in de eerste graad.
Ik koos voor deze techniek omdat ik het gezien had op iemand anders zijn blog en net zelf een paddenstoel had geknutseld met papier. Hij sluit ook mooi aan bij de herfst waarmee je aan de slag moet in stage 5.

6. Vind ik (niet) leuk

Deze techniek sluit aan bij de leefwereld van de leerlingen uit het zesde leerjaar. 
Deze leerlingen beginnen al vaak de sociale media uit en herkennen heel waarschijnlijk meteen het Facebook duimpje. Hierbij kunnen de leerlingen aangeven of ze bepaalde dingen leuk vonden of net niet. Ook hier horen gerichte vragen bij over product en proces. Elke leerling krijgt één velletje met aan de ene kant 'Vind ik leuk' en aan de andere kant 'Vind ik niet leuk'.
Deze techniek sluit aan bij de leefwereld en ik vind het wel leuk om met deze twee antwoorden te werken i.p.v. groene en rode kaarten. Ik denk dat de leerlingen in het zesde leerjaar dat ook leuker gaan vinden.

7. Evaluatieblad

Naar gelang de graad kunnen hier reeds extra dingen op het blad gezet worden. In het tweede, derde en vierde leerjaar kan je zinnen over product of proces al voordrukken. De derde graad kan deze al zelf invullen op het blad. 
Voor het eerste leerjaar kan het ook gebruikt worden, maar dan moeten de zinnen wel voorgelezen worden en de tekstballonnen zijn misschien ook nog te moeilijk. Ook de onderste twee vragen zijn beter mondeling in dat jaar.
Bij muzische opdrachten is het belangrijk dat leerlingen kunnen weergeven wat ze gedaan hebben, hoe ze zich daarbij voelden en wat ze erover kwijt willen. Het is echter niet altijd gemakkelijk om dat voor de hele klas te doen, daarom koos ik ook voor deze techniek. Dan kunnen ze dit voor zichzelf noteren en hoeft de klas niet altijd te weten wat ze opschreven.

8. Happy chart

Dit is vooral voor de derde graad, wat aansluit bij grafieken bij de lessen wiskunde.
De leerlingen hebben allemaal een grafiek voor zich waarbij ze het product en proces aan de hand van een tweetal vragen kunnen beoordelen. Ze duiden voor elk deeldomein een punt aan en verbinden deze. Dan krijgen ze een kijk op wat ze leuk en minder leuk vonden. Elke vraag kan met een andere kleur aangeduid worden. Ik heb ook de kaarten geplastificeerd, zodat de grafieken telkens opnieuw kunnen gebruikt worden. 
Wanneer je met een carrousel werkt of een thema dat langer aanhoudt binnen muzo, dan is deze techniek goed te gebruiken. Je kan het proces en product omzetten in een grafiek en de leerlingen kunnen hun toppen en dalen over de hele periode bekijken. Ze kunnen hierover nadenken, reflecteren en over vertellen. Ik zou graag in het zesde leerjaar deze techniek uittesten, aangezien we een langere periode ook muzo geven en mijn stageschool niet met een vaste handleiding werkt.

9. Ballonnen


Deze techniek is voor alle graden.
De leerlingen krijgen elk een ballon (of meerdere naar gelang de deeldomeinen aan bod komen) Ze krijgen enkele vragen over product, proces of beleving en hun antwoord geven ze met lucht in de ballon. Blazen ze de ballon amper op is dit slecht en blazen ze hem helemaal op is het goed. Ze verduidelijken waarom ze weinig of veel lucht hebben geblazen.
Deze techniek heb ik bedacht toen mijn zoontje met een ballon naar mij kwam die leeg was en zei "mama, de ballon is droevig. Wil je hem weer blij maken door hem op te blazen?" Ik vind het een geweldige manier om weer te geven hoe iemand zich kan voelen.


10. Pionnen posities bij de vragenlijst/stellingen

Deze techniek is vooral voor de tweede en derde graad. Voor de eerste graad is het misschien iets te moeilijk.
De leerlingen krijgen vragen/stellingen. Bij elke vraag/stelling kunnen ze een pion op een vakje plaatsen. Ze verduidelijken telkens waarom ze voor die positie gekozen hebben. De vragen of stellingen kunnen aangepast worden per les en over product, proces of beleving gaan. De ++ is heel goed of 'ik ben het eens' en de -- is heel slecht of 'ik ben het niet eens'. De + goed of 'ik ben het eerder eens' en de - is slecht of 'ik ben het eerder niet eens'.
Het is een op de zelfde manier als de paddenstoel, maar net iets anders. Deze techniek is daarom leuker voor de hogere graden.

1.       Hoe vonden jullie dit om te doen ?
2.       Iedereen deed zijn best.
3.       Hoe vind ik mijn/ons werkje?
4.       Ik vond het spel saai.
5.       Hoe vonden jullie het thema?
6.       Ik onthoud veel naar de toekomst toe.
7.       Zou ik mijn/ons werkje aan de klas willen tonen?
8.       Ik zou niets veranderen aan het spel.
9. Heb ik rekening gehouden met de anderen in mijn groepje?

11. Pluimen

De leerlingen in het eerste leerjaar kunnen elkaar evalueren door een pluim aan iemand anders te geven. 
Ze verduidelijken waarom net die persoon een pluim verdient. Wanneer een leerling zonder pluimen blijft zitten, wordt ook besproken wat deze leerling misschien beter kan doen zodat deze volgende keer ook een pluim kan verdienen. Hierbij is belangrijk dat de leerlingen de medestudenten hun werk evalueren en niet de persoon op zich. Het moet dus goed gestuurd worden zodat vriendjes elkaar niet steeds een pluim geven, waardoor iemand anders met een goed werkje geen pluim krijgt.
Ik vind het belangrijk dat leerlingen elkaar werkjes op een correcte manier kunnen evalueren. Met het pluimensysteem is dit een goede manier. Maar zoals eerder aangegeven moet deze techniek de eerste keer heel goed gestuurd worden, zodat leerlingen het correct gebruiken.

12. Voordragen van een zelfgeschreven elfje. (evaluatierooster)

De leerlingen leren over het elfje. Ze krijgen de juiste opbouw mee en ze leren over het thema herfst. De juf zet de leerlingen op weg met enkele elementen over de herfst en laat hen dan een elfje schrijven. Wanneer de elfjes klaar zijn, brengen de leerlingen het gedicht voor de klas voor. De juf wijst hen op de uitspraak, het gevoel van het brengen en eventuele geluiden die bij het gedicht passen.
De juf overloopt ook even het rooster, zodat de leerlingen weten waarop ze geëvalueerd zullen worden.

zeer goed
goed
voldoende
onvoldoende
De articulatie was uitstekend
De articulatie was goed.
Er waren enkele foutjes bij de articulatie
De articulatie was slecht.
Het gedicht zat vol elementen van de herfst.
De elementen van herfst waren verwerkt in het gedicht
Er zaten maar weinig elementen van herfst in het gedicht
Er zaten geen elementen van herfst in het gedicht.
Het gedicht werd volledig met passende stemmetjes en geluidjes gebracht.
Er werden passende geluidjes of stemmetjes gebruikt.
Er werden amper stemmetjes of geluidjes gebracht
Er werden geen stemmetjes of geluidjes gebracht.
Het gedicht werd gebracht met veel gevoel.
Het gedicht werd gebracht met gevoel.
Het gedicht werd gebracht met weinig gevoel.
Het gedicht werd gebracht zonder gevoel.
Het elfje werd correct geschreven zonder schrijffouten.
Het elfje werd correct geschreven, maar er zaten schrijffouten in.
Het elfje werd foutief geschreven, maar zonder schrijffouten.
Het elfje werd foutief geschreven, maar er zaten schrijffouten in.



Bronnen:

  • Leerlingen evalueren om hun leren en ontwikkeling te ondersteunen, Jan Saveyn. VVKBaO, onderwijsaanpak 03/01/49-72
  • VAN PETEGHEM, Peter, VANHOOF Jan, Evaluatie op de testbank. Een handboek voor het ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen, 1e druk, Wolters Plantyn/Universiteit Antwerpen, Mechelen/Antwerpen, 2002, 334 blz. 
  • http://muzocoach1011els.blogspot.be/2011/11/muzisch-evalueren.html


Geen opmerkingen:

Een reactie posten